John Bell Hood

John_B._Hood

John Bell Hood (29-6-1831 – 30-8-1879) was een Zuidelijk generaal tijdens de Amerikaanse burgeroorlog. Hij stond bekend om zijn dapperheid en agressiviteit die soms neigde naar roekeloosheid. Als brigade- en divisiecommandant stond Hood hoog aangeschreven in het leger van de Confederatie. Toen hij echter tegen het eind van de oorlog grotere eenheden ging leiden, werd zijn carrière ontsierd door beslissende nederlagen in de Atlanta campagne en de Franklin-Nashville campagne.

Voor de oorlog:
John Bell Hood werd geboren in Owingsville, Kentucky als zoon van John Wills Hood (1798-1852), een arts, en Theodosia French Hood (1801-1886).

John_Bell_Hood_birthplace

(John Bell Hood’s geboortehuis)

Hij was een neef van de latere Zuidelijke generaal G.W. Smith en 1 van zijn ooms was het U.S.-congreslid  Richard French. Het was deze oom die John hielp aan een aanstelling op de militaire academie in West Point. Dit was zeer tegen de wil van vader Hood, die een carrière als militair voor zijn zoon niet zag zitten. John Bell Hood slaagde uiteindelijk in 1853 op West Point, waarin hij in zijn laatste jaar nog bijna zou worden ontheven door zijn grote lijst aan “kleine” tekortkomingen (196 van de in totaal 200 toegestane). Op West Point en ook later als beroepsofficier stond hij bekend bij zijn vrienden onder de naam “Sam”. Onder zijn klasgenoten bevonden zich o.a. James B. McPherson en John M. Schofield. Hood’s artillerie-instructeur was destijds George H. Thomas. Deze 3 mensen zouden later tijdens de Amerikaanse burgeroorlog  als generaal voor de Unie regelmatig tegenover Hood in de strijd staan.

In de jaren 1852 tot 1855 was luitenant-kolonel Robert E. Lee mentor op West Point en zou later in de Amerikaanse burgeroorlog Hood’s commandant worden.

Ondanks zijn bescheiden score op de Academie werd Hood een baan aangeboden op West Point als hoofd instructeur op West Point. Hood sloeg het aanbod echter af omdat hij liever paraat wilde dienen bij een regiment. Hij kon hierdoor ook zijn opties beter overwegen bij een eventuele uitbraak van de ophanden staande burgeroorlog.

Hood kreeg daarna een aanstelling als tweede luitenant bij het 4e US infanterie regiment in Californië en later bij het 2e US Cavalerie regiment in Texas, dat onder bevel stond van  kolonel Albert Sidney Johnston en luitenant-kolonel Robert E. Lee.

ASJohnston Albert Sidney Johnston (1803 – 1862)

Op 20 juli 1857 leidde Hood een verkenningspatrouille waarbij hij zijn eerste, van vele, verwondingen opliep in zijn militaire loopbaan. Tijdens een gevecht met Comanche-indianen bij Devil’s River, Texas kreeg Hood een pijl door zijn linkerhand. Hood zou in augustus 1858 worden bevorderd tot eerste luitenant.

*** Tijdens de oorlog ***

Als brigade- en divisiecommandant:
Toen de aanval op Fort Sumter had plaatsgevonden, nam John Bell Hood onmiddellijk ontslag uit het Amerikaanse leger. Hood was ontstemt over het feit dat zijn geboortestaat Kentucky een neutrale houding aannam in een afscheidingskwestie en daarom besloot hij voor zijn “aangenomen” staat Texas te vechten voor de Zuidelijke zaak. Hood sloot zich bij de CSA (Confederate States Army) als cavaleriekapitein, maar werd al snel bevorderd tot majoor. Men stuurde hem naar een cavalerieregiment in de Virginia Peninsula (Peninsula = schiereiland), dat onder bevel stond van brigade-generaal John B. Magruder.

Virginia-peninsula

(Virginia schiereiland)

Op 12 juli 1861 nam Hood met zijn mannen deel aan schermutselingen bij Newport News, waarbij hij met zijn mannen een briljant optreden had. Er werden 12 mannen van het 7e regiment vrijwillige infanterie regiment New York krijgsgevangen genomen en er werden 2 deserteurs uit Fort Monroe opgepakt. Hood ontving veel lof van de generaals Lee en Magruder voor deze actie. Op 30 september 1861 werd Hood bevorderd tot kolonel van het 4e Texas infanterieregiment.

John_B_Magruder John B. Magruder (1807 – 1871)

Op 20 februari 1862 werd Hood brigade-commandant van een eenheid uit Texas, die vanaf dat moment bekend stond als ‘Hood’s Texas Brigade’. Deze eenheid maakte deel uit van de Zuidelijke Army of the Potomac (later omgedoopt tot Army of the Northern Virginia). Op 3 maart 1862 werd Hood bevorderd tot brigade-generaal. Tijdens de Peninsula campagne (maart – juli 1862) maakte Hood zijn reputatie als een agressieve leider waar, waarbij hij troepen veelvuldig voorging in de strijd. Hood’s brigade werd al snel gezien als een elite eenheid in het gevecht. Tijdens de Slag bij Eltham’s Landing speelde Hood’s Texas Brigade een belangrijke rol toen ze een amfibische landing van de Noordelijke troepen wisten af te slaan. Bevelhebber van de Army of the Northern Virginia, generaal Joseph E. Johnston, was zeer content over de wijze waarop Hood zijn order “to feel the enemy gently and fall back” had uitgevoerd. Geamuseerd vroeg Johnston aan Hood wat de Texanen zouden hebben gedaan als zijn opdracht was geweest om de vijand aan te vallen en terug te drijven. Hood reageerde “I suppose, General, they would have driven them into the river, and tried to swim out and capture the gunboats“. Tijdens de Slag bij Seven Pines werd Hood’s brigade in de reserve gehouden.

Joseph_Johnston Joseph E. Johnston (1807 – 1891)

Tijdens de Slag bij Gaines’s Mill (onderdeel van de Zevendagen slag) onderscheidde Hood zich door met zijn brigade de vijandelijke linies te doorbreken, waardoor deze slag de meest succesvolle slag werd voor de Confederatie in de Zevendagen slag. Hoewel uiteindelijk Hood zelf geen enkele verwonding opliep, waren al zijn ondercommandanten ofwel gewond, ofwel gedood in de strijd.

Whiting William H.C. Whiting (1824 – 1865)

Toen generaal-majoor William H.C. Whiting op 26 juli 1862 met medisch verlof ging, was John Bell Hood de oudste brigade-commandant en viel het commando over de divisie op hem. Hood werd hierdoor divisie-commandant in het 1e Korps van The Army of the Northern Virginia dat onder bevel stond van generaal-majoor James Longstreet. Tijdens de Northern Virginia campagne (19 juli 1862 tot 1 september 1862) wist Hood zijn reputatie als agressieve leider opnieuw weer te verhogen door de wijze waarop zijn divisie deelnam aan de strijd in de Tweede slag bij Bull Run, waar het leger van de Unie bijna werd vernietigd.

Tijdens de achtervolging op de vluchtende troepen van de Unie raakte Hood in conflict met één van zijn superieuren, brigade-generaal Nathan “Shanks” Evans, over geconfisqueerde vijandelijke ambulances.

Nathan_George_Evans Nathan “Shanks” Evans (1824 – 1868)

Evans liet Hood onder arrest plaatsen, maar door tussenkomst van Robert E. Lee werd Hood weer vrijgelaten. Tijdens de Maryland campagne (4-20 september 1862) , net vóór de Slag bij South Mountain, bevond Hood zich nog in de achterhoede in virtueel arrest. Toen generaal Lee langs Hood’s Texaanse troepen reed, schreeuwden de mannen: “Give us Hood!” Lee installeerde Hood vervolgens weer als commandant, ondanks diens weigering om excuses te maken voor het voorval aan Evans.

Tijdens de Slag bij Antietam wist Hood de troepen van ‘Stonewall’ Jackson’s Korps te ontzetten door een aanval van het Federale 1e Korps in de West Woods, op de Zuidelijke linker flank, af te slaan. Vervolgens raakten de troepen van Hood verwikkeld in de strijd met eenheden van het 12e Korps van de Unie. ’s Avonds, na de slag, vroeg Lee aan Hood waar zijn divisie was. Hood antwoordde: “Ze liggen in het veld, waar u ze heen stuurde. Mijn divisie is bijna volledig vernietigd.” Van de 2000 manschappen van Hood’s divisie waren 1000 doden en gewonden gevallen in de strijd. ‘Stonewall’ Jackson was zeer onder de indruk van Hood’s kwaliteiten als leider en deed een aanbeveling om Hood te bevorderen tot generaal-majoor. Op 10 oktober 1862 werd Hood bevorderd.

Tijdens de Slag bij Fredericksburg in december 1862 raakte Hood’s divisie nauwelijks betrokken in de strijd, opgesteld tussen de linies van Longstreet op Marye’s Heights en de linies van Jackson. Hood was ook niet betrokken bij de grote Zuidelijke overwinning in de lente van 1863 tijdens de Slag bij Chancellorsville. Longstreet’s Korps was toen gedetacheerd in Suffolk, Virginia, waaronder de divisies van John Bell Hood en George Pickett. Toen Hood na de Slag bij Chancellorsville hoorde dat ‘Stonewall’ Jackson in de strijd was omgekomen, was Hood zeer van slag en rouwde hij om de man die hij als mens en als militair zeer waardeerde.

Stonewall_Jackson_klein ‘Stonewall’ Jackson (1824 – 1863)

Gettysburg:
Tijdens de Slag bij Gettysburg, arriveerde Longstreet’s Korps laat op de eerste dag van de slag, op 1 juli 1863. De volgende dag wilde Lee een grote aanval inzetten op de Noordelijke troepen, waarbij Longstreet’s troepen werden betrokken bij een aanval op de linker flank van de Unie in het noordoosten bij Emmitsburg Road. Hood was zeer ontstemt over de opdracht die zijn divisie had gekregen. Zijn divisie moest de aanval inzetten in een moeilijk stuk terrein dat bezaaid was met grote rotsblokken dat oprukken ontzettend moeilijk zou maken, bekend als Devil’s Den. Hood vroeg aan Longstreet toestemming om een omtrekkende beweging te mogen maken, om de linker flank heen van de Unie, om de berg heen die ook wel bekend stond als Big Round Top, om zo de Unie in de rug te kunnen aanvallen. Longstreet weigerde echter Hood’s verzoek, waarbij hij Lee’s order citeerde, ondanks Hood’s protesten. Uiteindelijk gaf Hood het op en gaf invulling aan de orders. Op 2 juli om 16:00 uur ging Hood’s divisie voorwaarts zoals bevolen. Door verschillende oorzaken raakte Hood’s divisie toch lich oostwaarts, waardoor ze uiteindelijk in gevecht raakten met de troepen van de Unie bij “Little Round Top”. Vlak voor dat Hood de aanval in wilde zetten, ontplofte er een granaat nabij Hood die zijn linkerarm verwonde en Hood zelf was uitgeschakeld. Hoewel de arm niet geamputeerd hoefde te worden, heeft Hood zijn linkerarm nooit meer kunnen gebruiken.

Het bevel over de divisie werd vervolgens overgenomen door Hood’s oudste brigade-commandant, brigade-generaal Evander M. Law. De Slag bij Gettysburg zou uiteindelijk met grote gevolgen voor de Zuidelijke troepen worden verloren. De Confederatie was nadien niet meer instaat om met een grote legermacht een invasie in het Noorden uit te voeren.

Hood recupereerde van zijn verwondingen in Richmond, Virginia. Daar leerde hij de dames van de Confederatie kennen en vele dames waren zeer onder de indruk van Hood’s verschijning. Na zijn herstel leerde Hood zelf een jongedame kennen, Sally Buchanan Preston – onder vrienden ook wel bekend als “Buck”. Hij had haar al eens ontmoet in maart 1863 en toen hij zich opmaakte in september 1863 om haar huwelijksaanzoek te doen, werd hij door de dame vrijblijvend afgewezen.

Sally Buchanan Preston Sally Buchanan Preston (1842 – 1880)

Chickamauga:
Onderwijl was de oorlog in het Westelijk theater behoorlijk slecht verlopen en het Zuidelijke leger aldaar, onder bevel van generaal Braxton Bragg, had grote verliezen geleden. Lee besloot daarop om 2 divisies uit Longstreet’s Korps naar Tennessee over te plaatsen. John Bell Hood voegde zich vervolgens weer bij zijn troepen op 18 september bij Chickamauga Creek. Bragg gaf Hood vervolgens opdracht een “mini-korps” te vormen met zijn brigades en brigades uit de divisie van brigade-generaal Bushrod Johnson.

BJohnson Bushrod R. Johnson (1817 – 1880)

In deze formatie nam Hood deel aan de Slag bij Chickamauga (18-20 september 1863). Hood wist hierbij De Noordelijke brigade van kolonel Robert Minty van Reed’s brug te verdrijven en op te jagen tot Alexander’s brug. Daar werden de Zuidelijke troepen staande gehouden door het repeteervuur van de Spencer-geweren van John T. Wider’s Federale soldaten.

John_T_Wilder John T. Wider (1830 – 1917)

In de avond ontmoette Hood generaal John C. Breckinridge, de voormalig vice-president van de V.S. , presidentskandidaat en senator van Kentucky. Daarnaast was Breckinridge ook nog eens een neef van “Buck” Preston. Later op de avond sloten ook de laatste 2 eenheden van Hood’s divisie zich bij hem aan en kon men zich voorbereiden op de strijd voor de komende dag.

John_C_Breckinridge John C. Breckinridge (1821 – 1875)

Op 19 september wist Hood in de middag een aanval af te slaan van de Unie divisie van Jefferson C. Davis. Vervolgens rukte Hood op om de Zuidelijke troepen van brigade-generaal Henry D. Clayton, die behoorlijk in de minderheid waren bij Lafayette Road, bij te staan. Op dat moment arriveerde Longstreet ook op het strijdtoneel en gedurende die periode werd Hood tijdelijk korpscommandant van het 1e Korps dat deel uitmaakte van de linker flank van het Zuidelijke leger onder bevel van Longstreet.

Op 20 september leidde Hood Longstreet’s aanval op de Federale linies die leidde tot een gat in de Noordelijke linies en de overgave van generaal-majoor William Rosecran’s Noordelijke Army of the Cumberland.

GenWmSRosecrans William S. Rosecran (1819 – 1898)

Hood raakte zelf tijdens de aanval echter wederom zwaargewond. Hij brak zijn rechter dijbeen en vervolgens moest het worden geamputeerd tot onder de heup. Hood’s conditie was zo slecht dat de dienstdoende arts zijn geamputeerde been meegaf in de ambulance die Hood afvoerde, in de veronderstelling dat beiden samen moesten worden begraven. Vanwege Hood’s moed die hij had getoond in de Slag bij Chickamauga, stelde Longstreet voor om Hood vanaf 20 september 1863 te bevorderen tot luitenant-generaal. Tegen de tijd dat de Zuidelijke senaat deze bevordering goedkeurde, op 11 februari 1864, was Hood zelf net weer zover hersteld dat hij naar zijn troepen kon terugkeren.

Tijdens zijn 2e recuperatie in Richmond raakte Hood bevriend met de president van de Confederatie, Jefferson Davis. Daarnaast probeerde Hood wederom om Sally Buchanan Preston het hof te maken. Hood heeft later aangegeven dat deze hofmakerij zijn “zwaarste” gevecht in zijn leven was. Vlak voor dat Hood weer kon terugkeren naar zijn troepen, deed hij een laatste poging om Preston ten huwelijk te vragen. Ze reageerde met ietwat terughoudende, in verlegenheid gebrachte overeenkomst tot een huwelijk, maar het werd vervolgens afgewezen door de familie Preston die niets zagen in het huwelijk.

De Atlanta campagne en The Army of Tennessee:
In de herfst van 1864 was het Zuidelijke Army of Tennessee, onder generaal Joseph E. Johnston, betrokken in een campagne tegen de Noordelijke generaal William T. Sherman, die optrok van Chattanooga naar Atlanta.

William-Tecumseh-Sherman William T. Sherman (1820 – 1891)

Hood had op dat moment een baan geaccepteerd als korpscommandant, hem persoonlijk door president Davis aangeboden. Het was echter een discutabel aanbod, gezien zijn relatief jonge leeftijd, gebrek aan ervaring en handicaps. Maar ondanks zijn lamme arm en een kunstbeen wist Hood zich prima te redden in het veld. Hij reed met gemak 20 mijl per dag in het zadel , terwijl zijn goede been aan zijn kunstbeen was geknoopt onder het paard door en hij werd daarbij begeleid door een ondergeschikte die zijn krukken droeg. Hood’s kunstbeen was gemaakt van kurk en was betaald met donatiegeld ($3100) dat in 1 dag was verzameld door de mannen van zijn Texaanse divisie, waardoor er zelfs geld was voor een paar reserve benen. Het was vanuit Europa geïmporteerd en had door de Noordelijke blokkade kunnen komen.

Tijdens de Atlanta campagne (7 mei 1864 tot 2 september 1864) probeerde Hood om Johnston een agressieve tactiek toe te laten passen, maar Johnston liet zijn troepen telkens flank manoeuvres uitvoeren tegen de Noordelijke troepen en ze dan weer tijdelijk terugtrekken. Eén keer liet Johnston zich wel verleiden tot een agressieve aanval, in de Slag bij Adairsville, maar ironisch genoeg werd die slag juist verloren door het optreden van Hood. Hood had opdracht om een aanval in te zetten op de flank van bepaalde delen van Sherman’s troepenmacht, maar toen deze Noordelijke troepen zelf onverwacht voor Hood’s troepenmacht stond, groef Hood zich in om zich te verdedigen in plaats van een agressieve aanval in te zetten.

The Army of Tennessee bleef verder haar tactiek van flankeren en terugtrekken toepassen tot de laatste natuurlijke barrière werd overgestoken, de Chattahoochee Rivier. Ondertussen had Hood meerdere brieven geschreven naar de regering in Richmond waarin hij zich zeer kritisch uitliet over Johnston’s bijdrage in de campagne. Doordat Hood echter niet de officiële lijnen had bewandeld voor dit commentaar, kwam de zaak pas aan het licht toen de president, Jefferson Davis aan generaal Braxton Bragg opdracht gaf zich naar Atlanta te begeven voor een onderhoud met Johnston over de kwestie.

Braxton_Bragg Braxton Bragg (1817 – 1876)

Na de ontmoeting met Johnston, sprak Bragg ook met 2 van zijn onder geschikten: Hood en Joseph Wheeler. Beiden gaven aan dat ze bij hun commandant, Johnston, meerdere malen hadden aangedrongen om de aanval in te zetten, maar zonder resultaat.

JWheeler Joseph “Fighting Joe” Wheeler (1836 – 1906)

Hood liet Bragg vervolgens een brief lezen waarin hij de Johnston beschreef als een ineffectief leider, zonder de wil voor een overwinning. Hood vertelde verder dat hij de legerleiders (doelende op Johnston en William J. Hardee) meerdere malen hierop had aangesproken, maar dat de bewuste heren dan juist vaak het tegenovergestelde deden. Hoewel verschillende historici Hood’s kritiek op Johnston in twijfel trekken, omdat Hood te ambitieus zo zijn, of de lijn van insubordinatie had overschreden en dat Hood vaak zelf degene was die aandrong op terugtrekken, staat vast dat ook het plaatsvervangend hoofd van The Army of the Tennessee, William J. Hardee op 22 juni 1864 een brief schreef aan Braxton Bragg waarin hij aangaf: “Als we zo doorgaan, blijven we ons met de vijand naar Atlanta begeven, zonder dat er überhaupt is gevochten” (red.: vrije vertaling). Maar ook andere generaals ondersteunden de kritiek op Johnston.

William_J._Hardee William J. Hardee (1815 – 1873)

Op 17 juli 1864 besloot de president van de CSA, Jefferson Davis om Johnston van zijn commando te ontheffen. Davis overwoog vervolgens om Hardee het bevel te geven, maar Braxton Bragg drong aan op Hood. Bragg was zeer onder de indruk van zijn onderhoud met Hood en zag in hem de ideale opvolger van Johnston. Vervolgens werd Hood op 18 juli tijdelijk bevorderd tot de rang van generaal en kreeg hij het bevel over The Army of Tennessee terwijl deze al bijna aan de poorten van Atlanta stonden. Deze bevordering is overigens nooit bevestigd door het Zuidelijke congres. Officieel bleef Hood tot 23 januari 1865 aangesteld als luitenant-generaal. Ondank dat was Hood met deze tijdelijke bevordering op zijn 33e levensjaar de jongste bevelhebber aan beide zijden die een geheel leger aanstuurde. Jefferson Davis consulteerde ook Robert E. Lee over deze benoeming van Hood om zijn mening te horen. Lee reageerde dat hij Hood een zeer capabel commandant vond en “een gedurfd vechter, heel ijverig op het slagveld, bij het onzorgvuldige af”. Of deze eigenschappen er echter toe zouden bijdragen of Hood ook inderdaad een leger te velde kon leiden, wilde en kon Lee niet zeggen. Lee gaf verder wel aan dat hij een zeer hoge dunk van Hood had.

Ook aan Noordelijke zijde was de Zuidelijke commando overdracht Sherman niet ontgaan. Hij consulteerde zelfs zijn ondergeschikten en voormalig klasgenoten op West Point van Hood,  James B. McPherson en John M. Schofield, om meer over zijn nieuwe tegenstander te weten te komen. Hij gebruikte deze informatie zeker in zijn voordeel.

John_M_Schofield John M. Schofield (1831 – 1906)

Toen Hood eenmaal commandant was geworden, zette hij zijn leger in met de agressieve methoden, die hem eerder zo beroemd hadden gemaakt. Hood zette die zomer 4 grote aanvallen in om Sherman’s belegering van Atlanta te doorbreken, met als eerste slag de Slag bij Peachtree Creek, gevolgd door de Slag bij Atlanta. In deze 2e slag verloor o.a. McPherson het leven en Hood betreurde diens verlies zeer.

McPherson James B. McPherson (1828 – 1864)

Al Hood’s pogingen faalden met grote verliezen aan Zuidelijke zijde. Uiteindelijk besloot Hood op 2 september 1864 de stad Atlanta te evacueren en daarbij zoveel mogelijk militaire objecten te vernietigen.

Franklin–Nashville campagne:
Nadat Sherman zijn troepen in Atlanta reorganiseerde voor zijn “mars naar de zee”, ook wel bekend als de Savannah campagne (15-11-1864 tot 21-12-1864), kwamen Hood en president Davis samen om een aanvalsstrategie te bedenken om Sherman te verslaan. Hun plan behelsde een aanval op Sherman’s communicatielijnen tussen Chattanooga en Atlanta tot in centraal-Tennessee. Davis en Hood veronderstelden dat Sherman zich dan zou terugtrekken en The Army of Tennessee zou dan op de voet volgen. Hood had de ambitieuze hoop dat hij Sherman in een beslissend gevecht kon manoeuvreren, hem verslaan en vervolgens rekruten werven in Tennessee en Kentucky. Met een dan uitgebreid leger zou Hood vervolgens dan, via de Cumberland Gap (pas) oprukken naar Petersburg waar Lee werd belegerd.

Cumberland_Gap Cumberland Gap

Sherman had echter heel andere plannen. Hoewel hij de aanvalsplannen van Hood kende, was Sherman van plan zijn “mars naar de zee” voort te zetten. Hij splitste zijn leger op en liet  generaal-majoor George H. Thomas achter met een strijdmacht om de verdediging in Tennessee te organiseren tegen Hood. Sherman ging zelf met zijn hoofdmacht verder naar het zuiden, richting Savannah.

George_Henry_Thomas George H. Thomas (1816 – 1870)

Toen Davis en Hood hun onderhoud hadden, gaf de president van de CSA aan dat hij overwoog om Hood weer uit het commando te ontheffen. Davis was zeer teleurgesteld in Hood’s optreden bij de verdediging van Atlanta waarbij bijna 20.000 slachtoffers waren gevallen aan Zuidelijke zijde bij slecht doordachte frontale aanvallen, die ook nog eens geen significant doel vormden in de strijd. Nadat de president vervolgens was vertrokken naar Montgomery, Alabama, telegrafeerde Davis aan Hood dat hij toch besloten had om Hood aan te houden. Hij zou tevens Hardee overplaatsen op Hood’s verzoek. Daarnaast creëerde Davis een militair district, bestaande uit het departement van luitenant-generaal Richard Taylor en The Army of Tennessee. Jefferson Davis stelde vervolgens P.G.T. Beauregard aan als supervisor van dat district. Beauregard zou hiermee echter weinig echte invloed hebben op het optreden van Hood’s leger.

Franklin-Nashville_campaign

Hood’s Tennessee campagne duurde uiteindelijk van 18 september 1864 tot 27 december 1864, waarin honderden mijlen marcherend werden afgelegd en 7 veldslagen plaats vonden. Hood deed een poging om het Noordelijke leger, The Army of Ohio – onder bevel van generaal-majoor John M. Schofield, in de val te lokken en daarmee voorkomen dat ze zouden aansluiten bij Thomas in Nashville. In Spring Hill, Tennessee werd de val klaar gezet, maar door slechte communicatie, verkeerde orders en misverstanden mislukte de hinderlaag en wist Schofield ’s nachts Hood’s troepen ongezien te passeren. De volgende dag, in de Slag bij Franklin, stuurde Hood zijn manschappen over een open terrein van ruim 3 km, zonder artillerie dekking, achter Schofield’s leger aan in een wanhoopspoging The Army of Ohio te vernietigen. Schofield had nog maar een dagmars af te leggen met zijn leger om de veiligheid van Nashville te bereiken en Hood wilde dat hoe dan ook verkomen. Meerdere Zuidelijke pogingen om de Noordelijke borstwerken te doorbreken faalden echter en Hood leed zware verliezen. De aanval werd ook wel “Pickett’s charge van het westen” genoemd. Uiteindelijk wisten de Federale troepen veilig Nashville te bereiken.

JohnBellHood_30 John Bell Hood

Hood was echter niet van plan om van zijn originele plan af te stappen en besloot op te marcheren naar de hoofdstad van Tennessee en zette daar een belegering om de stad in. Na 2 weken echter besloot George Thomas een eind te maken aan de belegering en viel Hood aan in de Slag bij Nashville (15 & 16 december 1864). Hood werd verslagen en het restant van zijn Army of Tennessee vluchtte zuidwaarts tot Tupelo, Mississippi. Van zijn oorspronkelijke 38.000 man waren inmiddels 23.500 doden en gewonden gevallen en The Army of Tennessee was hierdoor ineffectief geworden. Uiteindelijk besloot P.T. Beauregard om Hood op 23 januari 1865 te laten vervangen door Richard Taylor. Hood keerde op 8 februari 1865 terug naar Richmond, Virginia.

Richard_Taylor Richard Taylor (1826 – 1879)

Laatste oorlogsdagen:
In maart 1865 vroeg Hood of hij mocht worden overgeplaatst naar het ‘Trans-Missippi’ strijdtoneel en daar de mogelijkheden te beschouwen om Zuidelijke troepen over de Mississippi rivier te zetten om Lee in het oosten te versterken. Hood ontmoette Richard Taylor en beiden kwamen in april tot de conclusie dat het beter was om zich over te geven. Hood vertrok vervolgens met dit voorstel tot overgave naar de commandanten te velde, maar voordat Hood Texas wist te bereiken, had de Zuidelijke generaal Edmund Kirby Smith zijn troepen reeds overgegeven, Hood gaf zichzelf over in Natchez, Mississippi waar hij op 31 mei 1865 werd vrijgelaten.

Na de oorlog:
Na de oorlog verhuisde Hood naar Louisiana en werd een na-oorlogse katoenhandelaar. Daarnaast werd hij president van een bedrijf in levensverzekeringen. In 1868 trouwde Hood met de uit New Orleans afkomstige Anna Marie Hennen.

Anna Marie Hennen Hood Anna Marie Hennen Hood (1837 – 1879)

Het paar kreeg in 10 jaar tijd 11 kinderen, waaronder 3 paar tweelingen. Verder nam Hood deel aan allerlei liefdadigheidsinstellingen, waaronder de zorg voor wezen, weduwes en gewonde soldaten uit de Amerikaanse burgeroorlog.

Hood deed na de oorlog ook een poging zijn memoires te schrijven, maar het was een grove verzameling van teksten, nog niet af voor zijn dood en werden pas na zijn dood gepubliceerd met de titel “Advance and Retreat: Personal Experiences in the United States and Confederate States Armies“. De inhoud was vooral bedoeld om zijn eigen handelen tijdens de oorlog te rechtvaardigen en diende vooral om de beschuldigingen Joseph E. Johnston te weerleggen en Hood’s beschrijving in Shemran’s memoires tegen te spreken.

Hoods huis na de oorlog

(John Bell Hood’s woning na de Amerikaanse burgeroorlog)

Hood’s levensverzekeringsmaatschappij ging failliet tijdens een gele koorts epidemie in de winter van 1878-1879. Toen kregen Hood en zijn vrouw beiden ook gele koorts en John Bell Hood bezweek 6 dagen ndat zijn vrouw reeds was bezweken aan de ziekte. Op dezelfde dag was ook hun oudste dochter Lydia aan de ziekte overleden waarbij ze 10 kleine kinderen als wees achterliet. Hood’s kleinkinderen werden echter 20 jaar lang financieel ondersteund door de Texas Brigade Association en de kinderen werden vervolgens ondergebracht bij 7 verschillende families in Louisiana, Mississippi, Georgia, Kentucky en New York.

(meerdere bronnen)

Dit bericht werd geplaatst in 06 - juni, 08 - augustus, Army of Northern Virginia, Gettysburg, West Point - U.S.M.A., Zuidelijke Generaals. Bookmark de permalink .

Plaats een reactie