Derde slag bij Winchester

Third Battle of Winchester 19-9-1864

De slag bij Opequon, beter bekend als de Derde slag bij Winchester, werd uitgevochten op 19 september 1864 in Winchester, Virginia als onderdeel van de Vallei campagnes van 1864 tijdens de Amerikaanse burgeroorlog.

Leiders Derde slag bij Winchester

Toen de Zuidelijke Luitenant-generaal Jubal A. Early de B&O Railroad bij Martinsburg, West-Virginia had overvallen, trok de Noordelijke Generaal-majopor Philip H. Sheridan op richting Winchester langs Berryville Pike met het VI en het XIX Korps, waarbij zij de Opequo kreek overstaken. De Noordelijke opmars werd lang genoeg opgehouden om Early in de gelegenheid te stellen zich te concentreren voor de hoofdaanval van Sheridan.

De aanval duurde meerdere uren, waarbij er aan beide zijden veel slachtoffers vielen. De Zuidelijke troepen werden langzaam teruggedreven naar de stad. Tegen het eind van de middag viel het VIII Korps, ondersteund door de cavalerie aan in de Confederate flank. Dit was voor Early het sein tot een massale terugtocht. Gezien de grote van de veldslag, het flinke aantal generaals onder de slachtoffers aan beide zijden en het resultaat, wordt deze veldslag door veel historici gezien als het meest cruciale conflict in Shenadoah vallei.

Achtergrond:
Generaal-majopor Philip H. Sheridan had het commando gekregen van the Army of the Shenandoah, met de opdracht naar de Shenandoah vallei te marcheren en daar de dreiging van de Zuidelijke Luitenant-generaal Jubal A. Early af te wenden. In het begin van de lente van 1864 hadden Sheridan en Early tijdens kleine schermutselingen voorzichtig elkaars krachten getest. Early had hierdoor de misvatting opgevat dat Sheridan eigenlijk niet durfde te vechten en daarom verspreidde Early zijn troepen over het gebied van Martinsburg tot Winchester. Toen Sheridan vernam dat Early zijn troepensterkte op deze wijze had uitgedund, vertrok hij onmiddellijk naar Winchester, de plaats waar al eerder 2 grote veldslagen hadden plaatsgevonden die beiden in Zuidelijk voordeel hadden uitgepakt.

De slag:
Toen Early lont kreeg van Sheridan´s opmars, wist hij net op tijd zijn leger te concentreren bij Winchester om op 19 september de confrontatie aan te gaan. De troepen van de Unie naderden vanuit het oosten en marcheerden daarbij over de smalle weg die door de Berryville Canyon liep. De smalle weg liep al snel vol met voorraad wagens en soldaten, waardoor de aanval werd vertraagd. Door deze vertraging was Early in staat zijn verdedigende posities verder te versterken. Generaal-majoor John B. Gordon’s divisie arriveerde in Winchester vanuit het noorden en versterkte de Zuidelijke posities op de linkerflank.

Tegen de middag hadden Sheridan’s troepen het slagveld bereikt en hij gaf onmiddellijk het bevel tot een frontaanval op de linies van Early. Generaal-majoor Horatio G. Wright’sVI korps werd al snel tegengehouden door zeer goed verschanste Confederate soldaten op een heuveltop, ondersteund door artillerie. Het XIX korps, onder bevel van Generaal-majoor William H. Emory bevond zich noord van het VI korps en wist Gordon’s divisie door het bos voor zich uit te drijven, maar toen de Unie soldaten in het open veld kwamen, kregen ze te maken met de Zuidelijke artillerie en kregen er flink van langs.

Het VI korps zette zijn opmars voort en wist de Zuidelijke rechterflank terug te dringen. Maar het VI korps en het XIX korps raakten langzaam uit elkaar en er ontstond een gat tussen beide korpsen. Om dit gat op te vullen kreeg brigade-generaal David A. Russell opdracht met zijn divisie dit gat op te vullen. Hij werd bij de opmars in zijn borst geraakt, maar bleef zijn troepen aanvoeren. De brigade van brigade-generaal Emory Upton wist het gat te bereiken, maar was al te laat. De Zuidelijke troepen hadden een counter-aanval ingezet door het gat tussen de Noordelijke linies. Upton besloot echter om toch de aanval in te zetten. De aanval werd geleid door een jonge kolonel, Ranald S. Mackenzie, commandant van het 2e zware artillerie regiment Connecticut, dat was ingezet als infanterie. Divisiecommandant Russell werd geraakt door een 2e kogel en stierf. Upton nam het commando over van de divisie en er ontstond plots een stilte over het slagveld.

Vanaf dit moment zag Sheridan de slag als een “fantastische overwinning”, maar hij was geenszins van plan het gevecht af te breken. Sheridan gad brigade-generaal George Crook opdracht met zijn VIII korps op zoek te gaan naar de Confederate linkerflank. Ondertussen viel de cavalerie, onder brigade-generaal James H. Wilson voortdurend de Zuidelijke rechterflank aan. Met drie korpsen op linie gaf Sheridan de opdracht dat allen voorwaarts dienden te gaan. Deze nieuwe opmars verliep echter zeer stroef. De eenheid van Crook moest door een moeras en het XIX korps ging helemaal niet voorwaarts. Generaal Upton probeerde het XIX korps alsnog vooruit te motiveren samen met zijn eigen divisie, maar tijdens de poging hiertoe werd een stuk uit z’n dij gereten door een artillerieschot. De chirurg wist het bloeden te stoppen en Upton gaf opdracht een brancard te halen, vanwaar hij zijn troepen verder leidde in de strijd. Eindelijk begon de Zuidelijke linie te breken en Sheridan was zo blij met deze immense overwinning, dat hij langs zijn linies reed, zwaaiend met zijn hoed en schreeuwend om de overwinning.

Tegen het einde van de dag kwamen er 2 Federale cavalerie divisies vanuit het noorden aan en donderden over linker flank van de Confederates. De divisie van brigade-generaal Wesley Merritt vernietigde de verdedigingswerken van de zuidelijke posities terwijl brigade-generaal William W. Averell met de andere divisie een omtrekkende beweging maakte. Het Zuidelijke leger was volledig in de terugtocht. Tijdens deze terugtocht bleven de echtgenotes van verschillende Zuidelijke generaals achter in Winchester. John B. Gordon moest o.a. zijn vrouw achterlaten om zijn troepen bij elkaar te houden tijdens de terugtocht. Hij verwachtte dat ze gevangenomen zou worden, maar ze wist te ontsnappen.

Gevolgen:
De slag bij Opequon, of de Derde slag bij Winchester, markeerde een ommekeer van de oorlog in het voordeel van de Unie. Op zich was het Zuidelijke leger van Early na deze slag nog redelijk in tact, maar ze leed daarna nog meer verliezen tijden de slagen bij Fisher’s Hill en Tom’s Brook. Precies 1 maand kwam een hoogtepunt toen Early werd verslagen in de slag bij Cedar Creek. Deze Federale overwinningen in de lente van 1864 hebben zeker bijgedragen tot de herverkiezing van Abraham Lincoln als president van de Unie.

De strijd was een grote aanslag op beide zijden, met name door het grote aantal genraals dat viel in de strijd. Bij de Unie sneuvelde brigade-generaal David A. Russell en de generaals Emory Upton, George H. Chapman, and John B. McIntosh raakten zwaar gewond. Bij de Geconfedereerde troepen sneuvelde generaal-majoor Robert E. Rodes en de generaals Fitzhugh Lee, William Terry, Archibald Godwin raakten gewond, net als kolonel William Wharton. Onder dode Zuidelijke militairen bevond zich ook kolonel George S. Patton, Sr. Zijn kleinzoon, en naamgenoot zou later bekend worden als de beroemde Amerikaanse generaal in de 2e wereld oorlog, George S. Patton, Jr.

Medal of Honor:

Army_Congressional_Medal_of_Honor
Na de slag werden 15 militairen van de Unie beloond met de Medal of Honor, de hoogste militaire onderscheiding in de V.S.:
– Korporaal Chester B. Bowen, veroverde vijandelijk vaandel
– Korporaal Gabriel Cole, veroverde vijandelijk vaandel waarbij hij een verwonding in zijn been opliep
– Sergeant Henry W. Downs, haalde extra munitie van een open veld onder zwaar vijandelijk vuur
– Sergeant Henry M. Fox, veroverde vijandelijk vaandel
– Commissary sergeant Andrew J. Lorish, veroverde vijandelijk vaandel
– Sergeant Alphonso M. Lunt, beschermde eigen vaandel tot vijandelijke linie met zijn eigen leven
– Quartemaster sergeant Joel H. Lyman, in een poging een vijandelijk vaandel te bemachtigen wist hij een officier gevangen te nemen en terug te brengen naar de eigen linie.
– Sergeant Patrick H. McEnroe, veroverde vijandelijk vaandel
– Militair hoefsmid George E. Meach, veroverde vijandelijk vaandel
– Soldaat George Reynolds, veroverde vijandelijk vaandel
– Soldaat Peter J. Ryan, nam in het heetst van de strijd 14 Confederates gevangen
– Kolonel James Martinus Schoonmaker, leidde zijn eenheid tegen artillerievuur in naar een succesvolle aanval
– First Sergeant Conrad Schmidt, hielp zijn regimentscommandant onder zwaar vijandelijk vuur weer in het zadel
– Sergeant Charles H. Seston, (POSTUUM) voor het dragen van de regimentskleuren onder vijandelijk vuur
– Soldaat John T. Sterling, nam in het heetst van de strijd 14 Confederates gevangen

Dit bericht werd geplaatst in 09 - september, 1864, Noordelijke overwinning, Veldslag. Bookmark de permalink .

Plaats een reactie